AL VELE JAREN UW SPECIALIST IN AL UW BAKELIET ZAKEN, VINTAGE & NIEUW, MET HET GROOTSTE ASSORTIMENT BAKELIET

Industrial Design


Naar het einde van de 19e eeuw nam de mechanisering van de productie zover toe dat fabrikanten er brood in zagen om ook gewone gebruiksartikelen fabrieksmatig te gaan vervaardigen. Meubilair, serviesgoed, huisraad, tafelzilver – tot dan toe het domein van de vakman die alles nog met de hand maakte – kwam nu uit de fabriek. Architecten en ontwerpers zagen dat de fabrikanten hun producten maakten op basis van oude vormen. Architecten als Piere Cuypers en H.P. Berlage, en kunstenaars, als T.A.C. Colenbrander, boden hun diensten aan de fabrikanten aan. Zij ontwierpen zeer fraai ontworpen objecten, maar deze waren niet altijd goedkoop te produceren.

De opkomst van de chemische industrie bracht een heel nieuw scala van synthetische stoffen zoals verven, medicijnen, margarine, springstoffen en ook kunststoffen. Waren de eerst genoemde producten direct toepasbaar, de kunststoffen waren dit niet. Kunststoffen waren grondstoffen en moesten verder verwerkt worden voordat een gebruiksvoorwerp ontstond. De grote doorbraak van kunststoffen kwam rond 1907 met de ontdekking van de kunsthars phenol formaldehyde, dat naar zijn ontdekker Leo H.A. Baekeland bakeliet werd genoemd. In korte tijd volgende de ontdekking van andere kunststoffen (kunstharsen en plastics).

In tegenstelling tot de traditionele materialen (hout, ijzer, klei, porseleinaarde) waren kunststoffen niet direct te verwerken. Kunststoffen werden aangeleverd als zogenoemde halffabricaten in de vorm van pallets, strips, staven en platen. De kunststoffen moesten nog een eind bewerking ondergaan om ze vormvast en kleurecht te maken. Om praktische redenen werd de eind bewerking meestal gecombineerd met de verwerking tot eindproduct. De kunststof werd opnieuw verpulverd of vloeibaar gemaakt en onder hoge druk en temperatuur in een mal gegoten (spuitgieten) of geperst. De kunststof kreeg hierdoor niet alleen zijn definitieve vorm maar tevens kreeg het zijn definitieve chemische structuur.

Duidelijk werd al snel dat de industrie ontwerpers nodig had met een bredere vakkennis. De nieuwe generatie ontwerpers moest niet alleen mooie ontwerpen kunnen maken, maar ook inzicht hebben in de eigenschappen van de materialen waarmee gewerkt werd, begrijpen hoe machines werkten en doelmatig ingezet konden worden en economische en kostenefficiënt gewerkt kon worden. Deze nieuwe ontwerpers hadden een technische opleiding gevolgd waarbij aandacht geschonken werd aan vormgeving: de industrieel ontwerper (industrial designer). De opleiding industrieel ontwerpen (industrial design) werd verbonden aan de Technische Universiteit (in het begin van de 20e eeuw nog Polytechnische School geheten).

De kunstenaars die afgestudeerd waren aan de reguliere opleidingen haalden hun neus op voor deze vormgevers. Ze beschouwden hen aanvankelijk zelfs als tweederangs kunstenaars. Een kentering hierin kwam nadat gerenommeerde kunstenaars als de Franse juwelier René Lalique en de Nederlandse glasontwerper Andries Dirk Copier zich verder begonnen te verdiepen in de eigenschappen en mogelijkheden van het materiaal waar zij het liefst mee werkten (voor de genoemde kunstenaars was dit glas). Bakeliet leende en leent zich voor vele toepassingen. Aanvankelijk kan met het niet zo gek bedenken of het werd wel in bakeliet gemaakt. Doordat het geen elektriciteit geleid werd het al snel het materiaal waarin allerlei voorwerpen (telefoons, radio’s, huishoudelijke apparaten) als ook onderdelen (schakelaars, stekkers, wandcontactdozen, kroonsteentjes, montageplaten) voor de elektrotechnische industrie werden gemaakt.

Door: Ing. Harry v/d Voort